Begroting 2020

Algemeen

Ontwikkeling Algemene uitkering (effecten Meicirculaire 2019)

Wat de inkomsten van gemeenten betreft is sprake van een grote afhankelijkheid van het Rijk. Deze inkomsten worden door het Rijk verstrekt vanuit het Gemeentefonds. Enerzijds in de vorm van de Algemene uitkering, op basis van specifieke gemeentelijke kenmerken (de zogenaamde maatstaven), landelijke normbedragen en indexering (accres). Anderzijds in de vorm van integratie- en decentralisatie-uitkeringen.

Op drie momenten gedurende het jaar wordt de Algemene uitkering geactualiseerd. Met (aanpassing van de) beleidsvoornemens en bijgestelde prognoses van het Rijk, zoals het effect van de economische ontwikkeling en prijsindexering. Deze actualisaties worden bekend gemaakt aan de hand van circulaires. In de Meicirculaire zijn de ontwikkelingen uit de voorjaarsnota van het kabinet financieel vertaald.

De ontwikkelingen met betrekking tot de omvang van de Algemene uitkering worden voor een belangrijk deel bepaald door de hoogte en ontwikkelingen van de rijksuitgaven.
Als gevolg van deze systematiek hebben mutaties in de rijksuitgaven direct invloed op de omvang van het Gemeentefonds en derhalve op de hoogte van de Algemene uitkering. Als de rijksuitgaven stijgen of dalen, neemt het Gemeentefonds met hetzelfde percentage toe respectievelijk af. Deze systematiek is bekend als samen de trap op, samen de trap af.

De ontwikkelingen in de rijksuitgaven zijn de oorzaak van substantiële schommelingen in de omvang van de Algemene uitkering. De gedurende 2018 gepubliceerde circulaires hebben dit duidelijk aangetoond. Vanwege het grillige en onvoorspelbare karakter van deze ontwikkelingen en de gevolgen die deze hebben voor het te voeren beleid en beheer op het gebied van planning en financiën wordt het onderwerp opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en van de overige Planning & Controldocumenten. Op deze wijze blijven de ontwikkelingen in beeld en is het mogelijk beter te anticiperen op eventuele toekomstige fluctuaties in de Algemene uitkering.

Meicirculaire 2019

Hoewel de Meicirculaire tegenviel als gevolg van het verdampen van het aangekondigde accres door onderuitputting bij het Rijk, een groter beroep op het BTW-compensatiefonds en een lagere geraamde inflatie vertoont deze circulaire ten opzichte van de Decembercirculaire 2018 een positieve ontwikkeling. Dit is voor het grootste deel het gevolg van loon- en prijsbijstellingen en de door het Rijk beschikbaar gestelde extra middelen Jeugdhulp. Het kabinet heeft besloten om naar aanleiding van de geconstateerde volumegroei voor de komende drie jaar extra financiële middelen toe te voegen aan het budget Jeugdhulp. Het Rijk kan gemeenten op dit moment financieel niet structureel tegemoetkomen. Het verdiepend onderzoek stelt immers dat daartoe de grondslag ontbreekt. De vraag of de geconstateerde groeiende vraag naar Jeugdzorg een boeggolf is of, en zo ja in welke mate, een structureel karakter heeft, is nog niet te beantwoorden. Tegelijkertijd is het begrijpelijk dat gemeenten gebaat zijn bij meerjarige zekerheid over het budget Jeugdzorg.

Het is van belang dat de provinciale toezichthouders de gemeentelijke situatie meeweegt in de beoordeling van de meerjarenraming in de gemeentelijke begroting. Het Rijk heeft hiertoe in overleg met de provinciale toezichthouders een richtlijn opgesteld. Deze richtlijn is erop gericht dat de toezichthouder meeweegt dat nog onderzoek loopt om een nieuw kabinet te laten besluiten over een passend budget voor 2022 en de daaropvolgende jaren. Hierdoor worden gemeenten in staat gesteld om in het licht van de afspraken een meerjarenraming in de begroting op te nemen voor uitgaven Jeugd. Deze richtlijn wordt door de provinciale toezichthouders op uniforme wijze gehanteerd.

Met betrekking tot dit onderwerp kan resumerend worden gesteld dat:

  • De extra middelen Jeugdzorg voor de jaren 2019 tot en met 2021, die onderdeel uitmaken van de Algemene uitkering, als algemeen dekkingsmiddel worden aangemerkt.
  • Voor de jaren 2022 en 2023 door de gemeente een stelpost Uitkomst onderzoek Jeugdzorg kan worden geraamd: per gemeente naar rato van de € 300 miljoen (in 2021).
  • Deze stelpost als structureel kan worden geraamd.
  • Voorwaarde is dat de gemeente tevens zelf maatregelen neemt in het kader van de transformatie rondom Jeugdzorg, mede gericht op beheersing van de kosten. Gemeenten spelen immers zelf ook een actieve rol in de transformatie en daarmee ook in het kunnen beperken van de uitgaven.